Ik ben mijn lichaam

Ik voel pijn in me keel. Heb het warm en koud tegelijk. Langzaam is een verkoudheid grip aan het krijgen op mijn lichaam. Ik zie mezelf geprikkeld zijn. Reageer dit af op de mensen om me heen. Degene waar ik van hou. Misschien is het omdat ik een man ben. Ik kijk naar mijn agenda. Wat ik kan afzeggen. Waar ligt de paracetamol. Mijn patroon van ziek zijn gaat draaien. Ik mijn geval betekent ziek zijn niks doen. Op bed liggen. Met dropjes en gemberthee. Het is maar wat je is aangeleerd. Sommige mensen mogen niet ziek zijn. Hun patroon is altijd doorgaan. Tot het echt niet meer kan. Maar ben ik mijn lichaam? Ben ik mijn patronen?

Als je iemand vraagt wie of wat ben je krijg je meestal eerst een verdwaasde blik. Wat een grote vraag. En wat onnozel komt eruit ik ben ik. Dan wijzen ze naar hun lichaam. Dit ben ik. Vervolgens spuien ze een lijst aan kwaliteiten. Vaardigheden die ze gebruiken in het leven. Wat voor baan ze hebben. Wat voor ervaringen ze in het verleden hebben meegemaakt. Waardoor ze bepaalt zijn.

Maar als je echt je lichaam zou zijn  ben je dan minder ik als je een arm of been verliest. Of als je doof of blind zou worden. Als je dement wordt of een hersenbloeding hebt gehad heeft dat grote gevolgen voor je persoonlijkheid. Dat is moeilijk voor je naasten die een beeld hebben van hoe je bent. Hoe je zou moeten gedragen. Maar ben je dan minder ik?

Je lichaam is een entiteit met vele lagen. Een cel heeft dezelfde complexiteit als het universum. De meeste processen in je lichaam gebeuren automatisch. Misschien ken je het wel. Je rijdt in de auto en bent in gedachten verzonken. Plotseling besef je dat je meer dan 10 minuten hebt gereden zonder dat je dat bewust hebt meegemaakt. Waar was je dan? Een ander voorbeeld is met eten. Je neemt een hap. In je mond heb je nog bewustzijn van wat je eet. Of je het wel of niet lekker vindt. Maar zodra je het doorslikt verdwijnt het als het ware in een black box. En je hebt het pas weer door of als je een voedselvergiftging hebt of als je op de wc zit. Je ademt. Je eet. Je slaapt. En de mate van controle die je erover hebt is meestal erg klein. Dus ben je dat?

Heb je controle over je gedachten? Of verschijnen ze in je. Automatisch. Maar de mind wil graag controle. Dus eigent hij je lichaam of gedachten toe. Versmelt daarmee. Om de wereld voorspelbaar te maken. Rationeel te maken. Maar als je een depressie zou zijn of een angstaanval wat ben je dan als dat weer weggaat? Jij bent immers altijd daar. Los van of mensen om je heen doodgaan. Los van of je wel of niet verliefd bent.

Maar wat is dat dan wat constant daar is? In de meeste meditatieve tradities wordt het de waarnemer genoemd. Of het gevoel ik ben. Ik heb dat vaak gelezen. En ge-oefent om daar bij te blijven. En soms lukt dat voor een paar minuten. Maar meestal is het meer een concept. Een ander gedachtenconstruct. Iets wat geen echte werkelijkheid heeft. Mensen hebben de neiging  elkaar na te praten. Je bent liefde. Je bent alles. Maar dat heeft geen echte waarde. Want je hebt zelf amper die ervaring gehad. Ja ik heb het wel gelezen. Maar daarmee heeft mijn mind het zich weer begrijpelijk gemaakt. Wordt het weer een methode om de pijn van het leven niet te voelen.

En toch is het zo dat ik als ik ziek ben ergens weet dat mijn patronen draaien. Dat als ik onder een koude douche sta het mogelijk is om of me te identificeren met het koude lichaam of daar los van te komen en beseffen dat er iets is wat waarneemt dat je het koud hebt. En dat maakt wel degelijk verschil. Het is vooral een verschil in lijden. Zodra je identificeert met je  koude lichaam komt het lijden. Wil je er van af. Maar als je blijft met de neutrale waarnemer kan je het beter hebben. Het is niet langer van jou. Maar van een lichaam. Het is iets wat in je bewustzijn verschijnt. Net zoals de wind wordt waargenomen.